Afbeelding

Columnwedstrijd

Mensen

We schreven begin januari een columnwedstrijd uit omdat onze vaste columniste Nora is gestopt met haar stukjes. We hebben uit alle inzendingen zes columns gekozen die we aan jullie voorleggen. 

Het is belangrijk voor onze columnisten dat ze van Weesp houden en dat hun onderwerpen de Weespers interesseren. Nu is het aan jullie, onze lezers. Wat vind je van de columns? Vind je ze grappig, raakt een column je of blijft een tekst even nazingen in je hoofd? Lees ze goed, herlees ze eventueel nog eens. 

Onderaan op de pagina, onder de columns, staat een poll. Daar kun je stemmen door het nummer van jouw favoriete column aan te klikken. We zijn razend benieuwd naar de keuzes.

1)

De ‘verborgen’ schatten van Weesp. Of toch niet zo verborgen?

Daar schuifel ik dan, in slakkentempo door de straten van Weesp. Licht gebogen, een beetje als de klokkenluider van de Notre Dame. Niet dat ik dat vrijwillig doe, nee, ik ben een paar dagen geleden aan mijn galblaas geopereerd. Ik mocht hem achtergelaten in het Tergooi. Om niet de hele dag stil te zitten, waag ik me dagelijks aan een klein ommetje. Het voordeel van mijn slakkentempo is dat ik de stad ineens met andere ogen bekijk. Ik ontdek prachtige details die me compleet ontgaan wanneer ik met een flink tempo door Weesp heen sjees. Want eerlijk is eerlijk, ik heb altijd haast en alles moet altijd ‘even snel’.

Neem nou de ‘verborgen’ pareltjes zoals de gevelstenen in de Middenstraat op nummer 9 en 11, en het standbeeld Waterkant aan de Oudegracht. Het zijn de kleine dingen die me nu pas opvallen als ik het mezelf gun even om me heen te kijken.

Maar wat het meest mijn aandacht heeft getrokken is toch wel de historische Grote Kerk aan de Nieuwstraat, ook wel bekend als de Laurenskerk. Natuurlijk heb ik de Grote Kerk eerder gezien en ben ik er regelmatig binnen geweest, zij het voor verschillende gelegenheden zoals een boekenmarkt, buurtontbijt of een begrafenis. Maar pas nu zie ik de kerk echt.

Wist je dat de Grote Kerk rond 1450 is gebouwd en daarmee waarschijnlijk het oudste gebouw is van Weesp? En bovenin de kerktoren bevindt zich een carillon dat in 1671 is gemaakt door de gerenommeerde klokkengieter Pierre (Pieter) Hemony uit Amsterdam. Terwijl ik onder de schaduw van de kerk loop, lijkt het bijna alsof ik een reis door de geschiedenis maak. Een reis die me de mogelijkheid geeft de unieke rijkdom van Weesp te ontdekken die ik anders over het hoofd had gezien.

Ontzettend cliché, maar misschien is het helemaal niet zo erg om af en toe mijn pas te vertragen, even stil te staan of gewoon rustig rond te kuieren. Ik ga het in ieder geval vaker doen. Wie weet welke verborgen schatten ik nog meer ontdek in het mooie Weesp. Het is alsof de stad fluistert: “Neem de tijd, ontdek de verhalen en geniet van de details.”


2)

Goede voornemens

Januari, maand van de goede voornemens. De meeste schijnen op Blue Monday (de derde maandag in januari) alweer ter ziele te zijn, maar mijn goede voornemen hield nog dapper stand. Zelf koken, gezond eten, de piepers in mijn handen houden in plaats van kant-en-klare puree in de oven te schuiven. Dat lukte aardig maar ik miste een goed aardappelschilmesje. Dus toog ik naar de kookwinkel in de Slijkstraat.

De Slijkstraat is de reden dat wij in Weesp wonen. Binnen een kwart kilometer in en om die straat vind je alles wat je nodig hebt: een boekwinkel, een bakker, een ijssalon, een chocolaterie, een ijzerhandel, een slager, een tattooshop en – inderdaad – heel veel kappers, voor mensen die verknipt zijn en een andere kapper willen uitproberen. Allemaal kneuterig en lekker overzichtelijk. Als rond de kerstdag en de leden van kamerkoor Victoria kerstliederen zingen in de Slijkstraat kan ik wel huilen van ontroering, zo gezellig vind ik het.

Op naar de kookwinkel in de Slijkstraat dus. Hel’s Kitchen is een lustoord voor mensen met goede voornemens. Met mes en vork eten, onthaasten door slow cooking, de dag beginnen met een boerenkoolsmoothie – alles maakt die winkel mogelijk. Er stonden twee aardige vrouwen achter de toonbank die het helemaal niet erg vonden dat ik voor een aardappelschilmesje kwam en niet voor een gietijzeren braadpan van Le Creuset. Ze hadden drie verschillende. Ik koos een roestvrijstalen die mij deed denken aan het oude aardappelschilmesje van mijn moeder.

Nu ik zo makkelijk geslaagd was overwoog ik even om een groter goed voornemen te verzinnen. Zangles nemen en volgende kerst meezingen in kamerkoor Victoria. Zelf een boek schrijven dat over een jaar in Pezzi Pazzi ligt. Drie ochtenden per week voor dag en dauw een rondje rennen langs de Vecht en terug door de Slijkstraat. Maar dat leek me allemaal zoveel we rk, en de kans dat ik het vol zou houden leek me zo klein.

“Succes met aardappels schillen,” zei het meisje achter de kassa toen ik de winkel verliet. Dat vond ik sympathiek. Je kunt in zoveel dingen falen in het leven, maar als je met iets simpels als het schillen van een aardappel al succes kunt hebben, dan is er hoop voor ons allemaal.


3)

Hangjongen

Eindelijk in bed, de eerste nacht als Weesper. Zeventien jaar geleden kwam ik in Weesp wonen, hoogzwanger. Ik sliep net toen ik wakker werd van het geronk van brommers. Het geluid zwol aan, het ging over in gepraat, gelach, geschreeuw en het steeds openen van de gashandel. Na 20 minuten stommelde ik in mijn badjas naar beneden. Deed het raam open en vroeg de jongens om weg te gaan. “We doen toch niks, ik mag hier zitten, u heeft niks over mij te zeggen.”

De trap naast ons huis bleek de hangout te zijn van een groepje hangjongens. Een paar keer week verzamelden ze zich op de trap, deden wheelys op de brommer, maakten veel lawaai en lieten hun blikjes en peuken liggen. Overdag, ’s avonds, soms ’s nachts. Meestal vroeg ik ze vriendelijk om weg te gaan, als het mij te gortig werd belde ik de politie. Ook foto’s van ze maken, of net doen alsof, bleek een goede tactiek om de rust in ons buurtje terug te krijgen.

Op een dag was ik het zat. Mijn zoon, ondertussen al een peuter speelde op het pleintje. De hangjongens kwamen aangescheurd en reden keihard rond op het plein, mij uitdagend aankijkend. Ik sprong voor de brommer van de leider van de groep en riep tegen hem uit: “ga toch naar huis!” Waarop hij zei: “daar heb ik niet genoeg benzine voor, ik ben op bezoek bij mijn oma in Weesp.” Ik vond dat zo ontwapenend dat we in gesprek raakten. Sindsdien vond ik het minder irritant als z e op onze trap zaten en zij gingen weg als we last hadden van het lawaai. Niet lang daarna verruilden ze hun brommers voor auto’s en daarmee verdwenen zij van onze trap en uit ons leven.

Zeventien jaar later, ik lig in bed. Ik hoor de achterdeur opengaan. Mijn zoon komt thuis, nu bijna zeventien en deeltijd hangjongen. Wees gerust Weespers, zodra het kan haalt hij zijn rijbewijs en hoor je hem niet meer!


4)

De bocht met de blik

Ooit haatte ik Weesp. Dat lag niet zozeer aan Weesp zelf, haast ik me erbij te zeggen. Dat lag vooral aan de Nederlandse Spoorwegen. Die hadden bedacht dat ik hier als forens dagelijks moest stilstaan. ‘s Ochtends vijf minuten, ‘s avonds vijf minuten. Dat lijkt te overzien. Maar toen ik tijdens zo’n stop een keer uitrekende dat ik er daardoor een werkweek per jaar stilstond, werden mijn gedachten over Weesp er bepaald niet vrolijker op.

Gaandeweg begon ik Weesp aarzelend te waarderen. In plaats van de trein nam ik eens de brommer naar mijn werk. De route ging over de provincale weg, langs de Chinees. Dat gaf al een iets andere blik op het stadje. Mooi, dat oude fabrieksterrein. En grappig zeg, die houten speeltuin met dat half gezonken schip.

Weken later besloot ik op de terugweg de weg af te slaan, en vanaf Fort Uitermeer langs de Vecht te brommen. Nietsvermoedend meanderde ik mee met de rivier. Tot de bocht waar je Weesp ineens in volle glorie vanaf een afstandje ziet liggen. Toen sloeg het genadeloos toe. Verdoofd reed ik verder. Of het nou de kanonnen voor het fort waren, de ophaalbrug, de zwemmende kinderen, of de serveerster met dienblad die glimlachend wachtte tot ze kon oversteken richting terras: alles hier kwam mij instant idyllisch over.

Wat een ongelofelijk relaxte vibe ook. Wat moest het geweldig zijn om hier op te groeien. Mocht ik ooit vader worden, dan ga ik zijn moeder overtuigen om in Weesp te wonen, verzon ik ter plekke. Om een idee te geven hoezeer ik aan het doorslaan was: een potentiële moeder moest zich nog aandienen.

Maar zij kwam er, en liet zich liefdevol overtuigen.

Misschien heeft u in Weesp ook wel een plek die u aan een ontluikende liefde herinnert. Voor uw partner, of voor Weesp, of voor beide. Een bankje, een brug, een stiekem hoekje op een van de bastions, kan allemaal. Bij mij is het een bocht. Nog altijd als ik langs de Vecht hardloop en de bocht met de blik op Weesp nader, denk ik er even aan terug. Hier gebeurde het. Hier nam mijn leven een geweldige wending. Hier werd ik verliefd op Weesp.


5)

Rotterdamse Weesper mop

Ik kom maar gelijk uit de kast: Ik ben een Rotterdamse Weesper mop. Ja toch? Niettan? Hoort u die natte t’s? Tot zover uw aandacht, bedankt. Hoewel, wacht eens even, niks Rotterdammert! Op 24 maart 2022 is dit prachtige vestingstadje zonder slag of stoot geannexeerd. We zijn inmiddels een luxe stadswijk van Amsterdam. Blond en ik zijn gemuteerd tot import Mokummerts. Weet u hoe gevoelig dat ligt? Ik loop dat feit al twee jaar te verdringen. 

Onze burgemeester Femke Halsema spreekt ons toe op het Grote Plein voor het stadhuis en verhaspelt de naam van ons prachtige stadje tot ‘Weeps.’ Spreekfoutje bedankt. ‘Jullie gooien nog net geen bierblikjes naar mijn hoofd,’ kraait ze olijk, want gevoel voor humor heeft ze wel. Ik moet gelijk denken aan de Rotterdamse dichter Jules Deelder die ooit zei: ‘Amsterdammers zijn aardige mensen. Ze hebben een goed hart- het moest alleen gekookt op hun rug hangen. En dan het liefst zó laag dat de honden erbij kunnen.’ 

Jeetje, is dat nou nodig? Doe effe normaal, krotenkoker! We zijn gewoon Weespers, hoor, zij het met Rotterdamse wortels. Alweer twintig jaar geleden komen we tijdens zo’n ouderwetse winter naar Weesp. Het is vrieskoud en het sneeuwt. De herenhuizen aan de Hoogstraat hebben een witte poederpruik. De hemel is bezaaid met sterren. Het is alsof we in een ansichtkaart van Anton Pieck stappen. Mijn mond valt wagenwijd open. De Vecht is aan het stollen. Uit café De Natte Krant sijpelt het geluid van een live bandje. Dikke rookwalmen slaan naar buiten als de deur opengaat. Mijn adem stokt.

Volgens een oude Rotterdamse traditie geven we iedereen een bijnaam. Zo wonen we pal naast Dikkie Dik. (Dick en Dicky) We doen boodschappen bij groenteboer Appelkoontje. Soms lopen we de ‘Kabouters’ tegen het lijf. Dat is een bejaard paartje dat ongeveer tot aan mijn borstbeen komt. Wat ze tekortkomen in lengte compenseren ze met spraakwater. Hun verhalen passen naadloos op elkaar. Luisteraars zijn het niet. Je bent zo een kwartier kwijt. Ik voel me net zo’n knikkend hondje op een hoedenplank van een auto. Toch koester ik alle contacten met de Weesper moppen. Lang geleden zweren we plechtig om nooit meer weg te gaan uit Weesp. Wat er ook gebeurt. En zo geschiedde.


6)

Slakkengangetje 

Poeh, wat vind ik het wennen. Ja, nog steeds. Al hebben we er lang genoeg naar toe kunnen leven met al die borden om de paar meter. Loop je er niet tegenaan, krijg je er sowieso wel een punthoofd van. Een cadeau dankzij onze fusie met Amsterdam. Het voelt een beetje als een fout cadeau. Waarbij je na het uitpakken roept: “oh dat had je echt niet hoeven doen!” De 30km-zone! 

Het zit er zo ingebakken hè. Uit mijn wijkje, het gaspedaal indrukken tot netjes 50. Maar nu betrap ik me er steeds op dat mij een “kak, nu rijd ik toch weer te hard” ontsnapt. Niet zo gek natuurlijk als je al 27 jaar anders gewend bent. Stikjaloers kijk ik naar jonge meiden op fatbikes en vaders op bakfietsen die moeiteloos navigeren door de traag rijdende auto’s. Ligt het aan mij of kijken ze zo opgewekt omdat ze zich lekker niet aan deze idiote vrijheidsbeperking houden, want zo voelt het toch een beetje. Ik snap er namelijk geen snars van. En dan bedoel ik niet dat ik met 50 langs de kerk de Hoogstraat op wil crossen want in de binnenstad is 30 een prima snelheid. Maar de doorgaande wegen? 

En heel eerlijk, rijden de snelheidsduivels die zich al niet aan de 50 hielden, nu wel braaf de toegestane snelheid? En als ik met dit slakkengangetje rij, dan zie ik een stoet achter me waar menig optocht jaloers op zou zijn. Maar.... bedacht ik mij van de week: “Ik ga me niet ergeren en neem deze hobbel gewoon.” Muziekje aan, lekker meeblèren en om me heen kijken. 

Zo zag ik een leuke oude dame achter haar rollator voorzichtig schuifelend door de sneeuw. Twee vrouwen kletsend en lachend maar stevig wandelend op weg naar de 10.000 stappen. Kinderen met mutsjes en rode neuzen van de kou sneeuwballen gooiend. Wat kan het leven in z’n simpelheid toch mooi zijn. Dus de volgende keer dat je in de auto stapt, denk dan even aan deze column. Neem een diepe zucht, zet je verstand op nul en geniet van de rit. Misschien ontdek je wel je eigen oase van rust, terwijl je langzaam je weg baant door die irritante maar helaas onvermijdelijke 30km-zone. 

Afbeelding

Mis niks, lees alles!

Wil je ons steunen en al onze artikelen lezen?
Kies hier je abonnement.

Uit de krant